Internationale geldtransfers moeten vlotter

Zowel de rijke als de arm landen moeten inspanningen leveren om het voor migranten gemakkelijker te maken geld op te sturen naar hun familieleden in het thuisland. Dat is volgens de Wereldbank een mogelijkheid om bij te dragen tot het bestrijden van de armoede in de wereld.

Geraamd wordt dat migranten dit jaar 143 miljard euro zullen verzenden naar hun thuisland. "Dat is twee keer zoveel als de officiële hulp die door regeringen wordt uitgekeerd," merkt de Wereldbank op. "In realiteit liggen de doorgestuurde bedragen wellicht minstens de helft hoger."

De wereld telt nu ongeveer 200 miljoen migranten die in het buitenland als werknemer aan de slag zijn. "Hun productiviteit en inkomsten zijn een enorme macht om de armoede te bestrijden," vertelde François Bourguignon, economist van de Wereldbank, aan de Financial Times.

De groei van het bedrag dat doorgestuurd wordt, is volgens de Wereldbank niet alleen een teken dat de migranten een hoger loon hebben, maar ook dat de banksector het gemakkelijker maakt om geld te transfereren. De landen met de grootste inkomsten uit die transfers zijn India, China, Mexico, Frankrijk en de Filippijnen.

De loonniveau's in de rijke landen liggen volgens de Wereldbank ongeveer vijf keer hoger dan in ontwikkelingslanden. "Migranten zouden dus in theorie kunnen werken aan een relatief hoog inkomen en het geld spenderen aan een lage kost," wordt er opgemerkt. "Maar arme mensen zouden nog gemakkelijker en goekoper toegang moeten kunnen hebben tot die financiële diensten."

Daarom zouden financiële instellingen uit ontwikkelingslanden volgens de Wereldbank de mogelijkheid moeten krijgen om in rijkere landen filialen te openen. Ook wordt er aangestuurd op netwerken van banken en kredietinstellingen. "De grote internationale banken zijn vooral gericht op de transfers van grote bedragen en niet op een service voor migranten," aldus nog de Wereldbank.