Windenergie biedt mogelijkheden voor derde wereld

Energievoorziening door windmolens heeft in ontwikkelingslanden veel meer mogelijkheden dan tot nu werd verondersteld. Dat blijkt uit gegevens van het Environment Program van de Verenigde Naties. Dat biedt deze landen volgens de organisatie een uitstekend alternatief voor de dure geïmporteerde energievoorzieningen.

Het Environment Program becijferde dat dertien procent van de gebieden in de derde wereld mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van windenergie. Tot nu was daar altijd een cijfer van nauwelijks één procent op geplakt. "Daardoor toonden regeringen en investeerders weinig interesse om hierin een alternatief te zoeken voor olie, steenkool of gas," voert de organisatie aan.

Met behulp van satellieten, ballons en andere bronnen werden nieuwe kaarten aangelegd over de windstromen in negentienontwikkelingslanden. Voordien was men vooral verder gegaan op gegevens van metereologische stations, maar daarbij gaf de nabijheid van bomen of gebouwen in veel gevallen een vertekend beeld van de windsterkte.

Uit het onderzoek bleek dat Nicaragua, Mongolië en Vietnam het grootste potentieel hebben voor windenergie. Daar zou ongeveer veertig procent van het grondgebied geschikt zijn voor de bouw van windmolens. De minste mogelijkheden heeft Bangladesh, met amper 0,2 procent van het grondgebied. Ook Cuba en Ghana hebben op het gebied van windenergie beperkte mogelijkheden.

De windenergie kan derde wereldlanden volgens de organisaties helpen om de dure brandstofimport af te bouwen. Nicaragua heeft volgens de nieuwe studie een potentie van 40.000 megawatt, wat ongeveer overeenstemt met veertig kerncentrales.